Nieuw sociaal contract

De boodschap van Nieuw Sociaal Contract: het is tijd voor herstel. Het is tijd voor een grondige renovatie van het Nederlands openbaar bestuur en een focus op bestaanszekerheid.

Partij samenvatting

  • In het bouwplan moet ook aandacht zijn voor investeringen in groen en natuur. Indien het
    plan is opgesteld samen met lokale natuurorganisaties, wordt dit beloond met een
    vrijstelling van kostbaar en tijdrovend nader ecologisch onderzoek.
  • Het verduurzamen van woningen is van belang om de energielasten van huishoudens te
    beperken en om de aarde goed achter te laten voor volgende generaties. De nationale
    opbrengst van de veiling van CO2-rechten voor de gebouwde omgeving (ETS2), die leidt tot
    een stijging van de energierekening van met gas verwarmde woningen, moeten met
    voorrang worden besteed aan de isolatie van huurwoningen.
  • We willen de toepassing van biobased grondstoffen, duurzaam hout en gerecyclede
    materialen in nieuwbouw stimuleren.
  • Wij geloven dat op de fundamenten van de oude maakindustrie een nieuwe economie kan
    ontstaan, waarbij we minder of geen nieuwe grondstoffen nodig hebben en vooral
    gebruikmaken van biobased en hergebruikte materialen. We werken aan een circulaire
    economie door het modulair en reparabel ontwerpen van producten te stimuleren; dit
    wordt onderdeel van het innovatiebeleid.
  • Door de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verplichten we het bedrijfsleven tot
    het opzetten van systemen voor inzameling, hergebruik en recycling van materialen en
    onderdelen. Er komen bindende doelen voor het gebruik van gerecycled materiaal in
    productieprocessen en tegengaan van verspilling. Knelpunten in wetgeving rond het
    benutten van ‘afval’ als grondstof worden weggenomen.
  • We beschermen natuur en biodiversiteit door de kwaliteit van water, bodem en lucht te
    verbeteren. We zetten ons in voor robuuste natuurgebieden en het in stand houden van
    bedreigde dieren en planten. Hierbij koesteren we ook landschapselementen zoals
    houtwallen, hagen en kwelders.
  • We zetten ons in om de biodiversiteit in Nederland te behouden en te herstellen. Dit doen
    we zowel op land als op zee. Natuurversterkend bouwen wordt de nieuwe norm, zowel op
    bedrijventerreinen als bij nieuw te ontwikkelen woonwijken.
  • Het redden van een ‘snipper’natuur moet, mede in het licht van het veranderende klimaat
    en toenemende verdroging, ruimtelijk kunnen worden afgewogen tegen nieuwe sociale en
    maatschappelijke opgaven.
  • Een voorwaarde is dat de instandhoudingsdoelen worden gerespecteerd en dat er in een
    ander gebied natuurcompensatie plaatsvindt. Dit vraagt om meer flexibiliteit in Europese
    en nationale regelgeving.
  • Voor de consument en bedrijven moet de keuze voor het circulaire alternatief
    aantrekkelijker worden gemaakt. We willen afspraken maken met elektronica-, meubel- en
    kledingzaken over het aanbieden van tweedehands/ refurbished producten.
  • Het statiegeldsysteem werkt op dit moment onvoldoende. We zorgen ervoor dat het
    bedrijfsleven veel meer inleverpunten realiseert. Daarnaast zetten we in op meer en betere
    nascheiding van huishoudelijk en bedrijfsafval om waardevolle reststromen terug te
    winnen en materialen opnieuw te kunnen gebruiken
  • Wij zien een belangrijke, blijvende rol weggelegd voor de vruchtbare Nederlandse delta om
    voedsel te produceren. Voor de akkerbouw en veeteelt wijzen we daarom geschikte
    gronden aan als agrarische hoofdstructuur.
  • We blijven ruimte bieden aan innovatie en ondernemerschap van boeren zelf. De overheid onthoudt zich van gedetailleerde voorschriften over de bedrijfsvoering, zoals ten aanzien van het voerbeleid en de oogstperiode.
  • In de veeteelt zetten we verdere stappen richting een toekomstige landbouw, die meer in evenwicht is met de omgeving. De hoeveelheid vee moet beter afgestemd worden op de milieugebruiksruimte en de beschikbare grond in Nederland. Wij kiezen voor een meer grondgebonden melkveehouderij die op regionaal niveau zo veel mogelijk circulair is en de drager is van ons weidelandschap.
  • De omvang van de melkveestapel zal iets kleiner worden dan nu het geval is, maar zal ruimte geven voor jonge boeren om hun bedrijf duurzaam te ontwikkelen.
  • Voor intensieve varkens-, geiten-, kalver- en kippenhouderij zal minder ruimte zijn, vanwege de grootschalige import van veevoer en afvoer van mest. Ook deze sectoren zullen meer grondgebonden en circulair moeten worden, meer moeten bijdragen aan biodiversiteit, landschap en dierenwelzijn en aan verminderde risico’s voor de volksgezondheid. In het opkoopbeleid wordt de focus verlegd naar de intensieve veehouderij in de concentratiegebieden. Er komen geen nieuwe vergunningen voor megastallen.
  • De uitstoot van stikstof moet significant zijn teruggedrongen in 2035. Daartoe vervangen wij de normen voor stikstofdepositie in de wet door reductiedoelen voor stikstofuitstoot, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen uitstoot van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx). Deze uitstoot wordt gemeten en beperkt bij de bron. Alle sectoren – industrie, verkeer, zee- en luchtvaart en landbouw – dragen bij aan de doelstelling en nemen maatregelen.
  • Boeren krijgen meer ruimte om te bepalen hoe zij de emissienormen halen, op basis van een afrekenbare stoffenbalans. We stoppen met de huidige aanpak en opkoop van piekbelasters die gebaseerd is op het neerslagmodel Aerius. Toekomstige opkoopprogramma’s spitsen zich toe op concentratiegebieden, stoppers en verouderde bedrijven. Voor jonge boeren, duurzame boeren en bedrijven moet er een toekomst zijn; zij worden met een transitieplan ondersteund.
  • Bij de inspanningen voor natuurbehoud en -herstel laten we ons leiden door onderzoek en monitoring, onder de verantwoordelijkheid van terreinbeheerders en met de Ecologische Autoriteit als toezichthouder. Hierbij wordt niet alleen naar stikstof gekeken, maar naar de actuele staat van de natuur.
  • In en rond Natura 2000-gebieden nemen we gebiedsgerichte maatregelen voor het behoud of herstel van de natuur. Het rijk maakt in dit kader afspraken met de provincies over agrarisch natuurbeheer, ecosysteemdiensten en het extensiveren of verplaatsen van bedrijven. We hanteren een integrale benadering in een regionaal gebiedsproces, waarbij naast doelen op het gebied van stikstof, water, natuur en klimaat ook de leefbaarheid en het perspectief voor de landbouw wordt meegenomen. We houden rekening met de specifieke problemen in grensgebieden.
  • Continuïteit en betaalbaarheid van energie zijn voor de economie en de samenleving essentieel. Tegelijkertijd zullen alle sectoren in de economie een bijdrage moeten leveren aan het verminderen van de CO2-uitstoot.
  • We committeren ons aan het Klimaatakkoord van Parijs om de economie klimaatneutraal te maken. Met het oog hierop bouwen we onze afhankelijkheid van fossiele bronnen in een ambitieus maar verantwoord tempo af. Zon, wind, geothermie, groen gas, waterstof en kernenergie hebben de toekomst. De overheid dient de regie te voeren over de energietransitie ten behoeve van haar inwoners en ondernemers.
  • De overheid treft de nodige ruimtelijke reserveringen voor windparken en waterstofproductie op de Noordzee, kerncentrales, warmte/geothermie en voor waterstof en ammoniak als opslag/drager van energie. Windparken worden op zee niet in ecologisch waardevolle gebieden gebouwd. Ook wordt rekening gehouden met vaarroutes en visserijgebieden. Door ecologische criteria standaard mee te nemen bij (proef)boringen en tenders werken we niet alleen aan het opwekken van duurzame energie, maar ook aan het versterken van de biodiversiteit.
  • Kernenergie levert een onmisbare bijdrage aan een continue en CO2-vrije energievoorziening. We treffen voorbereidingen voor de bouw van ten minste twee nieuwe kerncentrales en verkennen daarnaast actief de mogelijkheden voor Small Modular Reactors (SMR’s).
  • We zijn tegen de aanleg van zonnevelden op goede landbouwgronden en in natuurgebieden en tegen grote windparken op land. Zonnepanelen kunnen het best op daken en langs infrastructuur worden opgesteld.
  • Bij windturbines op land stellen we een heldere afstandsnorm. We steunen het vormen van lokale energiecoöperaties voor kleinschalige energieopwekking in wijken, dorpen en op bedrijventerreinen.
  • Voor de transitie van de industrie, de energiesector, de maritieme sector en de luchtvaart is het Europese emissiehandelssysteem (ETS) het beste systeem, waardoor de uitstoot van CO2 een oplopende prijs krijgt. Vanaf 2026 zullen veel vrije rechten vervallen en zal de uitstoot door de industrie snel duurder worden.
  • Hiermee worden ook de belastingkortingen op fossiele brandstoffen deels afgebouwd. Met de opbrengsten kunnen private investeringen in energiebesparing en hernieuwbare energie in eigen land gestimuleerd worden. We willen verdragen heronderhandelen die ervoor zorgen dat de vervuilende uitstoot door de luchtvaart en scheepvaart deels is uitgezonderd van belastingen en we zien erop toe dat deze sectoren de komende jaren volledig onder ETS vallen.
  • Het afvangen en opslaan van CO2 (CCS) mag niet afleiden van de noodzaak om het gebruik van fossiele grondstoffen af te bouwen. We accepteren dat CCS de komende jaren onderdeel is van de maatregelen die nodig kunnen zijn om de klimaatdoelen te halen.
  • We beperken de nationale ‘koppen’ op de Europese aanpak als het gaat om reductiedoelen, tempo, subsidies en belastingen. We willen ervoor waken dat het effect van een maatregel is dat de CO2-emissies zich naar een ander land verplaatsen. De nationale ‘fossiele subsidies’ die grote bedrijven ontvangen in de vorm van vrijstellingen en degressieve tarieven in de energiebelasting willen we in Europees verband afbouwen.
  • We vinden het van belang dat de energietransitie zowel voor huishoudens als voor bedrijven uitvoerbaar en betaalbaar is. We schrappen het Klimaatfonds en bezien via de Rijksbegroting welke slimme investeringen nodig zijn om de transitie te ondersteunen en waar nodig te versnellen. We zetten hierbij in op normeren en beprijzen en minder op subsidiëren. Financiële steun kan nodig zijn als private investeringen een te lange terugverdientijd hebben of niet van de grond komen, zoals bij huurwoningen, publieke gebouwen, de energie- intensieve industrie en het mkb.
  • Door minder energie te verbruiken, dalen de kosten voor huishoudens en bedrijven en daalt de CO2-uitstoot. Er moet een nationaal programma energiebesparing komen. Voor slecht geïsoleerde woningen moet een lagere huurprijs gaan gelden.
  • Op het platteland is er voor de auto vaak geen alternatief om grote afstanden af te leggen. We zijn daarom tegen het voorstel voor een kilometerheffing.
  • We zijn geen voorstander van een spitsheffing om reizen per trein in de spits te ontmoedigen; dit moet juist aantrekkelijk worden gemaakt. We verkennen de invoering van een ticket voor onbeperkt reizen door het hele land in de daluren voor een bedrag per maand, naar Duits voorbeeld.
  • De luchtvaartsector wordt scherp uitgedaagd om stiller en zuiniger te vliegen. In internationaal verband pleiten we voor btw op vliegtickets, accijns op kerosine en een afstandsafhankelijke vliegbelasting voor intercontinentale vluchten. We spannen ons in voor een hogere Europese ambitie m.b.t. bijmenging van duurzame vliegtuigbrandstof (SAF) in 2030. We stimuleren innovaties op het gebied van elektrisch vliegen en waterstof.
  • Er komt een vliegbelasting voor kleine vliegtuigen zoals privéjets en we zetten in op internationale afspraken over belastingen voor de luchtvaart (btw op vliegtickets, accijns op kerosine, vliegbelasting).